Gedachten en overwegingen bij Les 6.

 

Éénbandstoten en tweebanders !

 

De eenbandstoot is een klassieker bij Bandstoten. Maar, voor een groot aantal biljarters altijd een lastige stoot. Toch hoeft dit niet zo problematisch te zijn, als men weet waar de bal, na contact met bal2 op de band moet komen om naar bal3 te lopen. Dit punt is nauwkeurig te bepalen a.h.v. de vierhoek-methode met diagonalen. Het kruispunt van de diagonalen is het zwaartepunt van de vierhoek. De projectie van een haakse lijn naar de band is het kaatspunt voor de speelbal.  Nu is het zaak om de juiste aanspeeldikte op bal2 te bepalen . . . . . een handigheidje daarbij is : altijd op halve bal richten en tevoren zien hoe de speelbal gaat lopen. Zo nodig dieper aanspelen of effect meegeven.  In andere gevallen gewoon dunner aanspelen !

Stoot nooit harder dan nodig om een verzorgde carambole te maken. De speelbal in de buurt van bal3 laten liggen.

Zoals gezegd : bij Bandstoten komen dit soort patronen veel voor en dienen ook als zodanig gemaakt te worden. Bandspelers spelen beheerst en met overtuiging. Juist de bandspeler maakt optimaal gebruik van techniek en stootbeheersing. Er valt hier veel te leren.

 

De tweebanders, de naam zegt het al, gaan over 2 banden. Er kan binnendoor of buiten langs bal2 naar bal3 gespeeld worden. De richting van de loop van bal1 kan daarbij exact bepaald worden. Jouw beheersing van en inzicht in de afslag van bal1 na contact met bal2, is daarbij van groot belang. Beheersing van de afstoot, vaak ‘duwen onderarm-techniek’ is essentieel.

 

Ik maak gebruik van de vierhoek-methode en diagonalen bij eenbanders, bij tweebanders ga ik uit van halve afstand tussen bal1 en bal3 om de richting naar de dichtstbijzijnde hoek van het biljart te zoeken. Die richting is de gezochte looprichting van bal1. Afstoten zonder zij-effect !

 

Op papier zijn dit soort lijnen te tekenen, op biljart mag niet getekend worden !

 

Oefening baart ook hier kunst.